Huis nr 21

Informatiebord over Joodse school 13
‘De Duitsche overheid heeft bepaald, dat joodsche kinderen moeten
worden samengebracht op scholen voor joodsche kinderen bestemd, waar
joodsche leerkrachten onderwijs geven.
19 augustus 1941
De Burgemeester van Amsterdam’
In dit schoolgebouw opende de Gemeente in september 1941 de Joodsche
School 13, met bij aanvang 326 leerlingen en 8 leerkrachten. Nog
voor de laatste razzia in september 1943 werd de school gesloten.
Alle leerlingen en leerkrachten waren verdwenen. De meesten werden
gedood in concentratiekampen in het Oosten.
We zullen ze nooit vergeten.

De situatie op Joodse lagere scholen begin mei 1943.

Begin mei 1943 waren er in Amsterdam nog 18 joodse lagere scholen met zo’n 2000 leerlingen en zeker 100 leerkrachten. Na twee razzia’s kantelde de situatie; de scholen in de binnenstad raakten in één klap ontvolkt. De meeste leerkrachten bleven gespaard omdat zij een Sperre hadden, maar de leerlingen niet. Er waren er nog maar zestien. Voor het bestuur zat er niets anders op dan alle joodse binnenstadscholen per 31 mei te sluiten.

Half juni verkondigde de Joodse Raad geruststellend dat er voorlopig niets zou worden ondernomen tegen de overgebleven joden. Maar in de Transvaalbuurt en in Zuid kregen zij zondagnacht 20 juni de genadeslag. Tijdens een vooraf goed geheimgehouden razzia, de zogenaamde Grossaktion, werden ruim 5.500 joden opgepakt. Het waren dit keer vooral de leerkrachten die ondanks hun Sperre uit beeld verdwenen, op transport of in de onderduik.
De ontreddering op de scholen en bij het Joodse Onderwijsbureau was compleet. Meteen op woensdag 23 juni ging er een circulaire uit aan alle leerkrachten met de opdracht ‘Uw werkzaamheden zo spoedig mogelijk, liefst Donderdagmorgen 24 juni om negen uur, te hervatten en de kinderen gedurende de schooluren zoveel mogelijk onderwijs te geven, of op andere wijze bezig te houden.’ De brief werd afgesloten met het verzoek om per kerende post in kaart te brengen welke leerkrachten en leerlingen nog wél aanwezig waren. Deze snelle inventarisatie leerde dat van de ongeveer 100 joodse lagere-schoolleerkrachten die begin mei nog voor de klas stonden, er zo’n 80 van de aardbodem verdwenen waren.
In overleg met gemeentelijke afdeling onderwijs werd besloten een handjevol scholen open te houden. De Herman Elteschool in de Van Ostadestraat, de Talmud Toraschool in de Kraaipanstraat en de openbare joodse scholen in de Jan van Eijckstraat en aan de Sparrenweg gingen door. Ook het klasje in West, bij meester Druijf thuis in de Van Galenstraat, bleef bestaan. Alle andere scholen werden gesloten en de gebouwen werden teruggegeven aan de gemeente.

Van lesgeven was geen sprake meer, iedereen was aangeslagen. Het Onderwijsbureau besloot om ‘in verband met de gewijzigde omstandigheden’ niet in te zetten op leren, maar op onderdak bieden. De nog aanwezige leerkrachten kregen als taak om vakantiescholen te verzorgen, net als in de zomer van 1942. Toen had men al ondervonden dat de aandacht van de leerlingen eigenlijk alleen kon worden gewonnen met vakantie-activiteiten als sport en spel, muziek en epidiascoopvertoningen. Binnen een paar weken verslechterde de situatie verder. Na nog een razzia in de nacht van 23/24 juli sloot ook de Herman Elteschool. Van de scholen in de Kraaipanstraat en de Van Eijckstraat waren nog maar 40 en 15 kinderen over.
Voor het nieuwe schooljaar zette het Onderwijsbureau in op drie joodse scholen: twee openbare en één bijzondere. De bijzondere school kwam in het gebouw van de Talmud Toraschool. Daar werden minstens 75 leerlingen verwacht, voornamelijk uit de laatste joodse wijk, de Transvaalbuurt. Daarnaast kwam er een openbare school in Oost en een in Zuid. Ook het thuisklasje van meester Druijf ging door.

In het Joodsche Weekblad werden ouders en verzorgers opgeroepen hun kinderen aan te melden, maar dat gebeurde nauwelijks. Het gewone onderwijs was op 16 augustus weer begonnen, de Joodse scholen draaiden eindelijk eind augustus. Het was ook lastig drie onderwijsteams samen te stellen uit het beperkte aantal beschikbare leerkrachten. In de Daltonschool aan de Jan van Eijckstraat namen Leon van Gelder, die daar al voor de klas stond, en Ida Van Delft-Reijs van Joodse school-3 de zorg voor de leerlingen op zich. Maar al snel sloot de school. Er waren bijna geen leerlingen meer en meester Van Gelder en Ida van Delft gingen in onderduik. Hetzelfde gebeurde met de bijzondere school. Alleen het gebouw aan de Joubertstraat was nog open. De paar leerlingen die er nog waren, staan op de leerlingenlijst. Het waren er zes. Bron: JS.