16. Over de Wieners verschenen in 2023 twee boeken: ‘Joodse klokkenluiders’ van Piet Hagen en ‘Hitler, Stalin, vader en moeder’ geschreven door kleinzoon Daniel Finkelstein.

Uit Joodse klokkenluiders: ‘In april 1934 kwam de Duitse Jood Alfred Wiener naar Amsterdam en ging wonen op de Jan van Eijckstraat 16-huis. Op de 1e verdieping verzamelde hij zijn reeds opgebouwde collectie antifascistische documentatie om die de jaren erna uit te breiden en te beheren. Zijn vrouw en kinderen volgden in juni 1934. Alfred werkt voor het Informatiebureau op nummer 14, Margarete zet zich in die jaren in voor Joodse vluchtelingen en ze assisteert haar man bij zijn werk. September 1939 vertrok Alfred met zijn collectie naar Engeland om eerst in Londen en later in New York zijn werk voort te zetten. Margarete zou later komen maar door de oorlog lukt dat niet meer.
‘In de zomer van 1941 verhuist Margarete met haar kinderen en huishoudelijke hulp Betty Lewin naar een goedkoper huurhuis in de Rivierenbuurt. Juni 1943 wordt de familie uit huis gehaald en naar Westerbork gebracht. Betty Lewin weet te ontsnappen en onder te duiken. Onder de naam Jo Bosch is ze dan al actief in het verzet. Januari 1944 gaan Margarete en haar kinderen naar Bergen-Belsen. Dankzij vervalste Paraguyaanse paspoorten die Alfred heeft weten te regelen komt het gezin in aanmerking voor gevangenenruil. Een jaar later op 21 januari 1945, maken zij deel uit van een uitwisselings-transport naar Zwitserland waar zij op 25 januari aankomen. Margarete is zo uitgeput dat zij niet meer verder kan reizen en wordt opgenomen in een ziekenhuis in Sankt Gallen waar zij kort na aankomst overlijdt.’ Bron: Hagen.

Uit Hitler, Stalin, vader en moeder: ‘De Wieners huren het huis in 1934 – het huis was van 1929.(-)Alfred Wiener richtte een kantoor op in het pand naast de woning van het gezin en liet een doorgang in de muur maken, zodat hij binnendoor naar nummer 14 kon.(-)Dochter Ruth Wiener richtte in 1941 met Ellen Blüth van nummer 12 en Ralph Prins (uit de Corellistraat) de club Lust en Vrolijkheid op met een ledenlijst, lidmaatschapskaarten en een clubblad. Hoofdkwartier was Jan van Eijckstraat 16. De club telde 20 leden van wie er 14 in de Jan van Eijckstraat woonden. Behalve Marianne Knapper van nummer 43 waren ze allemaal Joods: Ellen Blüth (12), Dorothee Miloslawski (24), Harold en Paul Duizend (22), Evelyne Frank (25), Rini Soep (32), Harald Hahn (22), Marian Amster (39) die woonde bij de familie Cohen, en Sammy en Jopie Cohen (39).(-)De club bleef bestaan tot juli 1941 toen de familie Wiener de Jan van Eijckstraat verliet.
(-)De tweeling Harold en Paul Duizend werden vermoord in Sobibor toen ze twaalf waren, Dorothee Miloslawski was dertien toen ze werd vermoord in de gaskamers van Auschwitz, Evelyne Frank had Amerikaanse ouders en kon naar de VS, Rini Soep overleefde Bergen-Belsen en Ellen Blüth overleefde Westerbork. Ook Ralph Prins overleefde. Marion Amster die woonde bij de familie Cohen kwam op een dag in een leeg huis omdat de Cohen’s ondergedoken waren.(-)Ze werd in huis genomen door een vriendin van de Wieners, belandde uiteindelijk in Bergen-Belsen en overleefde. Ze stierf op 82-jarige leeftijd. Een ander clublid dat overleefde was Ralph Prins uit de Corellistraat, overigens wat ouder (15 jaar) dan de andere clubleden. Hij overleefde Westerbork en Theresienstadt en haalde in 1945 Zwitserland. Hij werd een bekend kunstenaar en fotograaf en ontwierp het nationaal monument voor Westerbork met rails, bielzen, stootblokken en keien.’ Bron: Finkelstein.
Finkelstein schrijft dat er een doorgang was tussen de huizen nummer 14 en 16. Volgens de huidige bewoner Rolf Somann was dat niet het geval. Wel denkt hij dat het mogelijk was via de vliering van het ene huis naar het andere te gaan. Dat zou toen niet ongebruikelijk zijn geweest. MH.