Jan van Eijckstraat 12

1940-1945 Jan van Eijckstraat 12

Twee voordeuren: rechts huis, links boven.

12

Erika(Friederike) Blüth–Henschel, secretaresse, Hamburg 1896

Curt Blüth, koopman, Coburg 1891

Ellen Blüth

Eva Blüth

In 1931 was Erika secretaresse van het Bemiddelings- en Adviesbureau voor Huisvesting van de Joodse Vrouwenraad in Nederland. Erika was ook secretaris van de Jeugd-alijah (emigratie naar Israël). Ze trouwde in 1924 in Hamburg met koopman Curt Blüth waarna het echtpaar naar Amsterdam vertrok. In 1926 verhuisden ze naar Jan van Eijckstraat 12 waar ze tot september 1943 bleven wonen, toen ze verhuisden naar de Retiefstraat. In december 1943 werden ze geregistreerd in Westerbork. Erika en Curt overleefden de oorlog, keerden terug naar Amsterdam en emigreerden in 1950 naar Israël. Ze hadden twee dochters, Eva en Ellen. Bron: JA.

Ellen Blüth richtte in 1941 samen met Ruth Wiener (huisnummer 16) en Ralph Prins (Corellistraat) de club Lust en Vrolijkheid op. Ellen overleefde Westerbork. Bron: Finkelstein.

Toen de huidige bewoners het huis twintig jaar geleden kochten, was achterin de kelder een houten muur met een blinde deur getimmerd waardoor het leek alsof de kelder twee meter minder diep was. De vloer erachter was verhoogd en met vloerbedekking bekleed. Het was dus een soort kamer, aan het einde van de kelder bij het kelderraampje. De aannemer die het huis verbouwde zei dat hij dergelijke kamertjes wel vaker tegenkwam en dat er misschien mensen geschuild hadden in de oorlog. MH

Curt Blüth in Westerbork.

12-boven

Johanna Jordan Schönbörner, geboren 1887, kwam in 1939 in de Jan van Eijckstraat wonen. Februari 1940 emigreerde ze naar New York. Bron: AA.

Kurt Bondy, geboren 1894, kwam in 1939 uit Grosz Bresser, Duitsland en vertrok januari 1941 naar New York. Bron: AA.

Chedwan van Tijn, geboren 1921, kwam mei 1940 uit Deventer en vertrok maart 1941 naar Zuid-Amerika. Bron: AA.

Julius Samson, pensionhouder, Essen 1879 – Auschwitz 1943

Else Samson-Simson, Gerresheim 1888 – Sobibor 1943

De Jodin Else Sara Samsom, woonachtig in de Beethovenstraat 146/II werd op 7 november 1942 voorlopig vastgenomen omdat ze 1. Bij een Ariër Rood in huis was sedert 3 [of 8?] weken 2. Een valse identiteitskaart had zonder J waarmee ze zich als Ariër bekend maakte. Die kaart zullen we voor nader onderzoek hier houden. Was getekend: de politiebeambten Blonk en Hagedoor, bureau Joodse aangelegenheden. De Joodse werd Op 9 november 1942 aan de SD overgedragen – de politiecommissaris. Ook haar man Julius werd toen opgepakt. Er is nog een bewijs dat ze 545 gulden en 60-en-een-halve cent bij zich hadden, geld dat ze moesten inleveren. Bron: JM.

Op 7 november 1942 werd het echtpaar Samson gearresteerd op hun onderduikadres aan de De Wittenkade in Amsterdam bij het echtpaar Ariën en Jacoba Roos, waar ze twee maanden verstopt gezeten hadden voor 25 gulden per week. Ook de onderduikhouder werd gearresteerd. Bron: JM, ‘De dood van een onderduiker. Louis van Gasteren en de waarheid’ door Eric Slot, Amsterdam, Mouria, 2006.

Het echtpaar had twee kinderen: Alice en Gerd die beiden de oorlog overleefden. Een kind woonde in februari 1941 op een ander adres. Bron: JM, toevoeging van een bezoeker van de website.

12-boven Pension Samson

Voor en in het begin van de bezetting was hier Pension Samson gevestigd, uitgebaat door Julius Samson die hier vanaf maart 1938 tot mei 1941 was ingeschreven. Julius was gehuwd met Else Simson. Julius en Else gingen in onderduik. Op 7 november 1942 werden ze gearresteerd op hun onderduikadres aan de De Wittenkade. Bron: JA.

Joods Monument geeft als adres 12-boven; Joods Amsterdam schrijft 14-boven. MH

Pensiongasten

Johanne Hedwig Philipp, Osnabrück 1875 – Sobibor 1943

Rosalie Mok, verpleegster, Hilversum 1902 – Midden-Europa 1945

Irma Löwenstein, dienstbode, Meudt 1912 – Auschwitz 1942

Cäcilie Elsa Bauer, Hamburg 1871 – Auschwitz 1942

Cäcilie Bauer was getrouwd met Cäsar Bauer, reiziger. Hun zoon Paul werd in 1899 geboren. Paul trouwde met Margot Stavenhagen en zij kregen twee kinderen: Max (1926) en Friedrich (1928). In oktober 1938 emigreerde weduwe Cäcilie Bauer naar Amsterdam waar al sinds 1934 zoon Paul met zijn gezin woonde. In 1939 vertrok Paul met vrouw en kinderen naar Montevideo, Uruguay. Cäcilie werd waarschijnlijk in 1941 naar Westerbork afgevoerd en vandaaruit in september 1942 naar Auschwitz en daar vermoord. Bron: JM, www.stolpersteine-hamburg.de.